'Homo's?' Hoksbergen klinkt boos.
'Ja,' zegt Appie extra luid. 'Viezeriken!'
Ali voelt dat hij net zo rood wordt als Mo eruitziet.
'Hoor eens, Appie! Ik zou het waarderen als je homo niet als scheldwoord gebruikt. Er is niks mis mee als je een homo bent. Zo word je geboren. Dat kan iedereen overkomen, mij, jou, iedereen.'
'Mij niet, hoor,' zegt Appie. Hij kijkt Hoksbergen strak aan. 'Ik ben een Marokkaan.'
'Ja, en?' vraagt Hoksbergen.
'Nou, ik kan dus geen homo zijn.'
De twaalfjarige Ali gaat met de klas naar het Kröller-Müller Museum. Ali en zijn vrienden Mo, Appie en Sammy hebben helemaal geen zin om schilderijen te bekijken en weten aan de aandacht van hun leraar te ontsnappen. Ze lenen een stel fietsen en crossen het museumpark door. Als Ali met zijn vrienden wil stoeien, wordt hij uitgemaakt voor homo. Om te bewijzen dat hij geen homo is, moet Ali van zijn vrienden met Fatima zoenen. Maar dan krijgt hij het aan de stok met Fatima's broer...
Mohamed Sahli (1966) wordt na zijn eindexamen in Marokko naar Frankrijk gestuurd om er te gaan studeren. Bij toeval belandt hij in Nederland, zonder papieren. Zo begint in 1987 voor hem een hachelijk bestaan als illegaal. Elke dag loopt Sahli het risico te worden opgepakt. In zijn strijd om te overleven komt hij in aanraking met criminelen, loopt hij een schotwond op en wordt hij koppelbaas. Mohamed raakt aan de drank. Ten einde raad gaat hij met tientallen lotgenoten als 'witte illegalen' in een Haagse kerk in hongerstaking.Mohamed Sahli's verslag van elf jaar illegaliteit laat een kant van Nederland zien die de meesten van ons niet kennen of niet willen zien. Gedurende die periode balanceert...
Volg onze sociale media voor het laatste nieuws